Nieuws

Nieuwe wetgeving Partneralimentatie 2020

Wet Herziening Partneralimentatie
door Jasper Horsthuis van De Scheidings Deskundige B.V.

Op 21 mei jl. is het wetsvoorstel herziening partneralimentatie aangenomen door de Eerste Kamer. De nieuwe wet zal op 1 januari 2020 in werking treden. Hierdoor wordt de maximale duur van nieuwe alimentatieverplichtingen in veel gevallen aanzienlijk beperkt. Zoals recent al aangekondigd op Prinsjesdag treden op 1 januari 2020 fiscale maatregelen in werking die van invloed zijn op de fiscale behandeling van partneralimentatie. Beide wijzigingen hebben grote invloed op de scheidingsadviespraktijk. In dit artikel zetten we de wijzigingen en de gevolgen voor de adviespraktijk uiteen.

Beperking wettelijke duur alimentatieplicht

Met ingang van 1 januari 2020 zal de maximale alimentatieduur worden ingekort. De lange alimentatieduur wordt door veel alimentatieplichtigen als onrechtvaardig ervaren en is een bron van conflicten. Bovendien remt het alimentatiegerechtigden, veelal vrouwen, in hun economische zelfstandigheid. Door de alimentatieduur te verkorten hoopt de overheid dat alimentatiegerechtigden sneller weer financieel zelfstandig op eigen benen staan en dat het aantal alimentatieprocedures aanzienlijk afneemt.

De wettelijke alimentatieplicht bedraagt op dit moment maximaal 12 jaar.[1] Alleen als het huwelijk[2] korter dan 5 jaar heeft geduurd en er geen kinderen uit het huwelijk zijn geboren, dan is de maximale alimentatieduur gelijk aan de duur van het huwelijk.[3]

Volgens de nieuwe wet duurt een verplichting tot het betalen van partneralimentatie maximaal de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Hierop gelden een aantal uitzonderingen:

Als het huwelijk langer dan 15 jaren heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde binnen 10 jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, dan eindigt de partneralimentatie op het moment dat de alimentatiegerechtigde de AOW leeftijd bereikt.
Als het huwelijk langer dan 15 jaren heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde is geboren vóór of op 1 januari 1970, dan eindigt de partneralimentatie na 10 jaren.
Als er kinderen uit het huwelijk zijn geboren dan eindigt de alimentatieverplichting niet eerder dan op het moment dat het jongste kind 12 jaar wordt.

Het moment van indiening van het verzoekschrift is bepalend voor de vaststelling van de alimentatieduur. Bij samenloop van de hoofdregel en een of meerdere uitzonderingen, geldt de langste termijn. Het gaat steeds om een maximale termijn. In onderling overleg of bij rechterlijke beschikking kan een andere duur worden vastgesteld. In schrijnende gevallen kan door de rechtbank de termijn worden verlengd. Gedacht kan worden aan de situatie dat een alimentatiegerechtigde zorg draagt voor een ernstig ziek of gehandicapt kind.

De nieuwe regels gaan alleen gelden voor nieuwe gevallen.[4] Als het verzoekschrift dit jaar nog is ingediend of er vóór 1 januari 2020 een onderhoudsbijdrage is afgesproken of vastgesteld, blijven de huidige maximale termijnen gelden. Dit geldt ook als na 1 januari 2020 om een herziening van een eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt verzocht. In alle andere gevallen gaan de nieuwe termijnen gelden. Overigens is het niet duidelijk of de huidige wetgeving ook van toepassing is als het verzoekschrift nog dit jaar wordt ingediend maar daarin niet om partneralimentatie is verzocht en deze ook niet overeen is gekomen.[5] Dit zal de aankomende jaren in de jurisprudentie moeten uitkristalliseren.  

Voor de beroepspraktijk is het van belang cliënten goed te informeren over de op handen zijnde regelgeving met betrekking tot de wettelijke alimentatieduur. Cliënten kunnen dan bewuste afspraken maken. Zowel onder het huidige recht als onder het nieuwe recht kunnen afspraken worden gemaakt die afwijken van de wettelijke regels omtrent de duur. Cliënten kunnen derhalve vooruitlopend op de nieuwe wetgeving wel al aansluiten bij de nieuwe regels. Pas als cliënten er samen niet uitkomen, dan gaat de rechtbank de termijn vaststellen. Het moment waarop het verzoekschrift wordt ingediend, is dan bepalend.

Fiscale maatregelen (versobering aftrekposten)

Voor alimentatieplichtigen met een belastbaar inkomen in de hoogste tariefschrijf wordt met ingang van 1 januari 2020 de fiscale aftrek van partneralimentatie verlaagd.[6] Tot op heden werd de aftrek genoten tegen het voor de alimentatieplichtige geldende tarief in de hoogste schrijf (2019: 51,95%). In de komende jaren zal het maximale aftrektarief stapsgewijs worden teruggebracht naar 46% in 2020 en uiteindelijk naar 37,10% in 2023. In de tussenliggende jaren wordt de aftrek steeds met 3% verlaagd.

De fiscale maatregel is vormgegeven als een tariefmaatregel. Dat wil zeggen dat de correctie van de aftrek niet van invloed is op het verzamelinkomen en derhalve geen gevolgen heeft voor heffingskortingen of toeslagen.

De verlaging van de fiscale aftrek zal niet alleen gevolgen hebben voor de fiscale teruggaaf in verband met reguliere betalingen van partneralimentatie, maar tevens op  het afkopen van (een deel van) van de alimentatieverplichting alsook op het bijstandsverhaal ingevolge de Participatiewet.

Alimentatieplichtigen die worden geraakt door de fiscale maatregel, zullen dit als een goede reden zien om de onderhoudsverplichting te laten verlagen. Door een lagere teruggaaf in de inkomstenbelasting, wordt de draagkracht immers verlaagd is de redenatie.[7] De fiscale maatregel ten aanzien van de aftrekbeperking gaat echter gepaard met andere fiscale maatregelen. Zo worden de tarieven in de inkomstenbelasting verlaagd de komende jaren. Tevens worden de algemene heffingskorting en de arbeidskorting verhoogd. De fiscale maatregelen zullen in onderlinge samenhang dienen te worden bekeken om te bepalen of er een effect is in de draagkracht van de alimentatieplichtige. Alleen in die situatie heeft het verzoek tot het wijzigen van een bestaande verplichting tot partneralimentatie, kans van slagen.

Voor de scheidingsadviespraktijk zult u de komende periode regelmatig geconfronteerd worden met de vraag of de aftrekbeperking aanleiding geeft voor het verlagen van reeds lopende onderhoudsverplichtingen. Cliënten dienen daarbij een goed inzicht te krijgen in de financiële gevolgen van alle voor hen relevante fiscale maatregelen. Onnodige procedures kunnen hiermee worden voorkomen. In het geval van nog overeen te komen onderhoudsverplichtingen, kan voor cliënten maatwerk worden geleverd door in de berekeningen en de te maken afspraken rekening te houden met de fiscale wijzigingen in de komende jaren. Cliënten kunnen dan afspraken maken die passen bij hun persoonlijke situatie.

 

 

Geplaatst op Woensdag 4 december 2019 - 00:00

financiele dienstverlening